Europa en haar bevoegdheden: vinger aan de pols voor lidstaten

Gepubliceerd: 10-07-2015

‘We hebben geschiedenis geschreven', reageerde de Griekse premier Alexis Tsipras, nadat ruim 61 procent van de Grieken op 5 juli 'nee' zei tegen een akkoord met de internationale geldschieters. Erg montere woorden, uit de mond van de regeringsleider van een land dat een uiterst ongewisse toekomst tegemoet gaat. Hoewel Tsipras zijn zin heeft gekregen, is de uitdrukking ‘pyrrhusoverwinning’ een erg voor de hand liggende duiding.

Of het Griekse ‘nee’ een opmaat vormt voor een al dan niet gedwongen exit uit de eurozone en/ of een faillissement van het land, zal de nabije toekomst uitwijzen. De stemming onder internationale commentatoren en voorheen gestaalde eurofielen lijkt de laatste weken in ieder geval langzaam te zijn omgeslagen: hun optimisme en oplossingsgerichtheid maakt veelal plaats voor pessimisme en een ‘genoeg is genoeg’ houding.
 
Meerderheid nog altijd voorstander van Nederlands lidmaatschap EU
Toch lijkt de gemiddelde Nederlander nog niet zo zeker van een Griekse exit. Uit onderzoek van TNS NIPO eind juni – toen de zoveelste akte van de Griekse tragedie een nieuw kookpunt naderde – bleek dat nog geen kwart (22%) verwachtte dat de EU bestaande uit het huidige aantal lidstaten binnen nu en een jaar uiteen zal vallen. Ter vergelijking: eind 2011 gaf maar liefst 30% dat aan. De publieke opinie is niet zo snel aan het doemdenken te krijgen.

Ook zijn er vooralsnog geen tekenen dat de gemiddelde Nederlander het helemaal heeft gehad met de Europese Unie – ondanks het grimmige vooruitzicht dat de ettelijke miljarden die Nederland aan het redden van Griekenland heeft gespendeerd, waarschijnlijk nooit meer terug zal zien. Uit hetzelfde onderzoek van TNS NIPO bleek dat een meerderheid (56%) nog altijd voorstander is van een Nederlands lidmaatschap van de Europese Unie. Weliswaar is een forse groep (35%) tegen, maar eind 2012 bereikte de euroscepsis een soortgelijk hoog niveau. Het zijn vooral kiezers van de flankpartijen PVV en SP die overwegend tegen te zijn, de achterban van het brede midden ziet nog altijd meer voor- dan nadelen.
 
Het is wellicht wat al te eufemistisch om te stellen dat het Europese eenwordingsproject in de optiek van de gemiddelde Nederlander aan groeipijnen lijdt; Europa als instortend bouwwerk is evenmin een gefundeerde vergelijking.
 
Tussen droom en daad
Toch is een bestuurlijke uitweg uit de Europese crisis een hels karwei. Tussen droom en daad staan wetten. En praktische bezwaren, uiteraard, zoals draagvlak.
Want: pleitbezorgers van een ‘vlucht naar voren’ – een verdere politieke eenwording in de richting van Superstaat Europa, om alle falende controlemechanismen voor eens en voor altijd te repareren – komen steeds meer alleen te staan. Na het ESM en de Bankenunie lijkt de gemiddelde Nederlander er steeds meer genoeg van te krijgen om nog meer bevoegdheden naar de EU over te hevelen. 

In mei 2009 was 19% van mening dat Europa meer bevoegdheden moest krijgen, en een niet zo gek veel grotere groep (27%) stelde dat nationale staten bevoegdheden moesten terugkrijgen. In 2012 was het gat tussen beide groepen gegroeid (15%: meer Europa, 36%: minder Europa). Anno 2015 stelt 46% dat nationale lidstaten bevoegdheden moeten terugkrijgen en vindt slechts 9% dat Europa meer bevoegdheden moet krijgen. Zelfs kiezers van de meest uitgesproken pro-Europa partijen (D66 en GroenLinks) vinden, op de keper beschouwd, dat het zo wel genoeg is met de trend van steeds meer Europa.    
  
Mondige dwarsliggers
Of de Nederlandse publieke opinie in dat opzicht haar zin krijgt, valt zeer te bezien. In de optiek van menig idealistisch en op dadendrang gerichte bestuurder is draagvlak de vijand van ambitie; een lastige horde, die in tijden van hoge nood hoe dan ook genomen moet worden om veilige grond te bereiken. Dat is zeer gevaarlijk. Zeker, in (vrijwel) alle West-Europese lidstaten is een vrij comfortabele meerderheid nog altijd van mening dat men in de EU moet blijven. Maar de dwarsliggende minderheid is mondig, en wordt steeds mondiger.

Ervan uit gaande dat de meerderheid niet altijd gelijk heeft, maar uiteindelijk wel altijd gelijk krijgt: het Britse referendum over het EU-lidmaatschap (uiterlijk eind 2017) vormt de lakmoesproef. Als er voor die tijd niet zaken van vergelijkbare grootte op de spits worden gedreven.
 
Europese politiek bedrijven, het is blijvend op eieren lopen. Te grote stappen leiden vrijwel zeker tot grote brokken. Zonder draagvlak verdere eenwording forceren lijkt gelijk te staan aan politieke zelfmoord, en misschien wel aan het ten grave dragen van een heel ideaal.
 
Door: Tim de Beer

Meer informatie over Europa?

Tim de Beer
Research Consultant
020 522 53 99
tim.de.beer@tns-nipo.com