Digitale banken, ze zijn klein, nieuw en boven alles digitaal. Ze beloven een revolutie in de bankwereld, met al hun nieuwe diensten – waar je uiteraard wel wat extra voor betaalt. Maar de grote banken kunnen het kunstje nadoen.
Het Duitse N26 wil de eerste bank worden „waar je van gaat houden”. De Nederlandse mobiele bank Bunq zegt „je leven makkelijker te willen maken”. Revolut, een Britse betaaldienst, biedt naar eigen zeggen „een rekening die op alle vlakken beter is”. Neobanken – nieuwe, volledig online opererende financiële instellingen – willen een revolutie in de bankwereld zijn.
Hoe? Door betere apps te ontwikkelen dan de traditionele spelers en door klantvriendelijker te zijn, zeggen ze zelf. Een rekening aanvragen duurt enkele minuten met behulp van de smartphonecamera; langsgaan in een filiaal is er niet meer bij, want die hebben de neobanken niet. Valuta wisselen kan bij een aantal neobanken tegen hetzelfde tarief als banken elkaar betalen. En binnen dezelfde rekening kunnen klanten potjes aanmaken voor bijvoorbeeld vaste lasten, boodschappen en restaurantbezoek.
„Waar het om draait, is controle over je geld”, zegt Bunq-oprichter Ali Niknam. „Dat je eenvoudig een gezamenlijke rekening kan openen, dat internationaal bankieren makkelijker gaat, dat je zelf je uitgaven kan beheren.”
Volgens Arnoud Boot, hoogleraar financiële markten aan de Universiteit van Amsterdam, bieden fintechbedrijven zoals neobanken kansen voor de sector. „Zij bieden efficiënte dienstverlening. Bij die bedrijven staat centraal wat de klant wil, en niet wat een product kan bieden. Banken deden dat traditioneel andersom.”
Metalen betaalpas
Het Nederlandse Bunq kost de klant 7,99 euro per maand, maar de meeste neobanken werken met een Spotify-model waarbij enkele basisdiensten gratis zijn. Voor een vast bedrag, 10 tot 15 euro per maand, krijgen gebruikers meer: verzekerde aankopen, kortingen op diensten bij partners en conciërgediensten. De gimmick bij N26 en Revolut is een betaalpas van metaal, „voor ultiem premium bankieren”.
Vrijwel alle nieuwe banken opereren internationaal – het Nederlandse Knab is de uitzondering. Revolut heeft 3,9 miljoen klanten in Europa, Singapore en Australië. Bunq is beschikbaar in alle landen die de euro voeren (en maakt geen klantaantallen bekend). N26 heeft 3,5 miljoen klanten en is tot nu toe actief in 26 landen, waaronder sinds dit jaar de VS.
In Nederland heeft N26 inmiddels tienduizenden klanten weten te trekken. De Duitse onlinebank mikt op 100.000 klanten aan het einde van het jaar. Revolut verklaart momenteel 80.000 Nederlandse gebruikers te hebben, twee keer zo veel als eind 2018. Knab, een dochter van verzekeraar Aegon, heeft ruim 110.000 particuliere Nederlandse rekeninghouders als klant, en ongeveer evenzoveel bedrijven.
Ter relativering: marktleider ING heeft in Nederland 8 miljoen rekeninghouders. „De suggestie van de neobanken is dat ze een revolutie zijn en dat er over een paar jaar geen traditionele banken meer zijn. Dat zien wij hier in Nederland niet gebeuren”, vertelt onderzoeker Reg van Steen van Kantar (het voormalige TNS-Nipo). „Het is eerder een evolutie. De nieuwe banken trekken wel klanten, maar het is niet meteen substantieel.”
Neobanken zijn relatief minder kwijt aan de opbouw van ict-systemen: ze hebben niet de erfenis van verouderde systemen waar traditionele banken mee kampen. Waar wel veel geld naartoe gaat, is het binnenhalen van klanten. „Je ziet dat de nieuwe merken vooral inzetten op opbouwen van bekendheid. Dat kost enorm veel geld”, constateert Van Steen. „Je hebt diepe zakken en een lange adem nodig.”
De uitdaging voor de neobanken is daarna klanten te verleiden te betalen. Dat doen ze eerder als ze hun hoofdrekening verhuizen naar een neobank, maar dat doen nog weinig mensen. Uit onderzoek van Kantar, uitgevoerd in tien landen, blijkt dat consumenten met een neobankapp die voor 40 procent van hun ‘bankinteracties’ gebruiken. Voor de overige 60 procent gaan ze toch nog naar een andere, traditionele bank.
„Het is voor neobanken moeilijk om echt op klanten te verdienen”, vertelt Chira Barua, partner in Londen van consultancybureau McKinsey. Volgens hem moet je een klant vijf tot zes jaar behouden, en moet die meerdere producten afnemen. „Dan verdien je er pas aan. De meeste neobanken maken dan ook geen winst, ze verbranden kapitaal.”
Van Steen: „Je moet als investeerder in een neobank lang wachten om je investering terug te verdienen.”
Hink-stap-sprong
Moeten banken als ING en Banco Santander, die ook over de grens diensten aanbieden, of een concern als de Volksbank, dat zich ook richt op klantvriendelijkheid, nu vrezen voor hun positie? In onder meer India, Brazilië en China heeft het gebruik van neobanken al een hoge vlucht genomen, blijkt uit het onderzoek van Kantar. „Daar maken neobanken een hink-stap-sprong: veel mensen hadden daar helemaal geen toegang tot een bankrekening, laat staan een betaalapp. De nieuwe spelers regelen dat in een keer”, licht Van Steen toe. Koploper is China, waar volgens Kantar meer dan 90 procent van de consumenten wel eens gebruik maakt van diensten van een neobank.
In de westerse markten is het voor nieuwe spelers juist vrij lastig om „substantieel poot aan de grond te krijgen”, aldus Van Steen. En in Nederland geldt dat nog meer. „In veel andere landen kan je flink marktaandeel winnen door gewoon de basis aan te bieden op een heel klantvriendelijke manier. In Nederland is daar geen sprake van: hier is het betaalverkeer al heel efficiënt.”
In veel landen in Europa is het normaal om, net als de neobanken doen, een tientje per maand te vragen voor een bankrekening. In Nederland heb je bankrekeningen voor twee tot drie tientjes – per jaar.
Nadeel voor de nieuwkomers is bovendien dat hun uitvindingen niet exclusief zijn. „Je ziet dat grootbanken in staat zijn innovaties binnen een paar maanden te kopiëren, en dan het voordeel hebben van hun schaal.”
De Tikkie-app is daar een voorbeeld van: het idee van een app om rekeningen makkelijk te delen kwam van Bunq. Maar toen ABN Amro dat even later kopieerde en verspreidde via zijn grote netwerk, nam het idee pas een vlucht.
WeChat
De komst van neobanken is wel een wake-upcall voor de grootbanken, vindt Barua van McKinsey. „Een sprong voorwaarts is namelijk nodig.” Het consultancybureau waarschuwde vorige maand voor het verdienmodel van de traditionele banken, dat onder druk staat. „Je kan niet meer overleven met alleen maar de marge die je maakt op het verschil tussen de rente die je ontvangt op hypotheken en de rente die je geeft op spaarrekeningen. Je moet op andere manier geld gaan verdienen, anders ben je te laat.”
De Europese Centrale Bank, toezichthouder op de bankensector, waarschuwde vorige week dat Europa te veel banken heeft, en dat veel ervan te weinig geld verdienen om voldoende te investeren in digitalisering.
De nieuwe spelers laten volgens Barua zien hoe je in de toekomst op een andere manier geld kan verdienen. Bijvoorbeeld door een hogere vergoeding te vragen voor een bankrekening – de afgelopen jaren gingen in Nederland de kosten al omhoog. Klanten accepteren dat mogelijk eerder als je meer diensten aanbiedt.
Jasper van Ouwerkerk, partner bij McKinsey in Nederland, wijst naar China, waar WeChat voor consumenten is uitgegroeid van sociaal netwerk tot toegangspunt voor veel diensten, waaronder bankieren. „Je kan via de app van WeChat om een lening vragen. WeChat bepaalt vervolgens welke van de banken de lening mag verstrekken. Als bank word je dan alleen maar een dumb balance sheet, een anonieme leverancier van geld. Banken moeten dat voorkomen en zélf op zoek gaan naar partners.” Google zette deze week in de Verenigde Staten een eerste stap om ook bankdiensten te integreren in de Google Pay-app: samen met Citibank en een andere partner wil het volgend jaar rekeningen en leningen aanbieden.
Neobanken in Europa breiden hun diensten op dezelfde manier uit. Zo werkt N26 samen met Raisin, een Duits spaarplatform waar je online in heel Europa kan shoppen voor de hoogste rente op je spaarrekening. Transferwise, een Britse fintech, handelt voor meerdere neobanken het wisselen van valuta af, zoals voor N26 en het in Groot-Brittannië actieve Monzo.
Investeerders
Investeerders lijken te geloven in het verdienmodel van de neobanken: dat consumenten bereid zijn te betalen voor betaaldiensten die beter zijn. N26, dat opgericht is in 2013 en waarvan een van de oprichters in de Financial Times zei "de komende jaren niet op zoek te zijn naar winst”, heeft in verschillende financieringsrondes 670 miljoen euro opgehaald. Investeerders in de Duitse bank, die geen omzet of winst bekend maakt, zijn onder meer het Singaporese investeringsfonds GIC en Valar Ventures van Peter Thiel, mede-oprichter van Paypal en de eerste investeerder in Facebook. Het sinds 2015 bestaande Revolut, dat vorig jaar 33 miljoen pond verloor op 58 miljoen pond omzet, heeft inmiddels zo’n 2 miljard pond aan investeringsgeld verzameld bij onder meer Index Ventures. Dat stak eerder geld in Dropbox, JustEat en Skype.
Het Nederlandse Bunq draait tot nu toe op de zakken van oprichter Niknam, die wél geld verdient met hostingbedrijf TransIP. Hij stak tot en met het boekjaar 2018 44,9 miljoen in Bunq. „Ik heb een visie voor de heel lange termijn. Ik vind het niet erg om jarenlang te moeten investeren.”
In de strijd tussen neobanken en traditionele banken zet Van Ouwerkerk van McKinsey voorlopig nog wel in op de laatste groep. „Ze hebben kapitaal, hebben sterke merken en maken winst. Ze zijn in de beste positie om het spel te winnen.”
Wat de neobanken betreft is het onwaarschijnlijk dat ze allemaal blijven. Zo zijn er in Spanje al tien actief, in het Verenigd Koninkrijk zeven. In dat laatste land draaiden investeerders deze zomer de kraan dicht voor neobank Loot, dat zich richtte op studenten. Opvallend: oud-medewerkers, ook de oprichter, werken nu voor de ‘oude’ Royal Bank of Scotland, bij de net opgerichte dochter Bó. Die precies dezelfde beloftes doet als neobanken.